20 miljoen voor creatieven, komt het er wel of niet?
Minister Verhagen wilde er een klein feestje van maken. Maar doordat er in het Catshuis nog wordt gekaasschaafd, werd het een wat besloten bedoening. Op maandag 2 april ondertekenden verschillende ministers en staatssecretarissen, NWO, KNAW, TNO VSNU, de HBO-Raad en boegbeelden van de negen topsectoren het zogeheten ‘Nederlands kennis- en innovatiecontract’.
Voor wie nu het spoor al bijster is: ‘boegbeelden’ is de (geuzen)naam voor de voorzitters van de door minister Verhagen in 2011 ingestelde topteams. ‘Topteams’ zijn teams van ondernemers, wetenschappers en ambtenaren die visie en beleid uitstippelen met en voor de topsectoren. ‘Topsectoren’ zijn de negen bedrijfssectoren die door het kabinet zijn aangemerkt als de sectoren waar Nederland het de komende decennia van moet hebben. KL zit dicht op de ontwikkelingen in de topsector ‘creatieve industrie’.
De creatieve sector kan de komende twee jaar rekenen op een publieke bijdrage van ruim 20 miljoen euro voor kennis en innovatie. Hoewel uit de sector zelf overwegend positieve geluiden komen over dit innovatiegeld, ging het Financieele Dagblad daags na ondertekening op de zure toer. De creatieve industrie zou de grote verliezer onder de topsectoren zijn. Ria Roerink, coördinator bij het FD, tweette dat de sector nog geen kwart van het bedrag krijgt dat ze vroeg. Bovendien klonken sceptische geluiden over de vraag of die 20 miljoen wel contant op tafel kan worden gelegd.
Het hele kennis- en innovatiecontract is voor veel buitenstaanders een onoverzichtelijke uitkomst van een al even onduidelijk proces. Daarom nog even de belangrijkste zaken op een rij:
Wat is het innovatiecontract?
Onderdeel van het topsectorenbeleid is het streven naar meer vruchtbare samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen. Het kabinet is redelijk rigoureus te werk gegaan. Er wordt gestreefd naar een miljardeninvestering van het bedrijfsleven, die vervolgens gematcht wordt met publieke middelen. Nieuw geld is er echter niet, daarom hebben kennisinstellingen zoals NWO, KNAW en TNO de opdracht gekregen om hun bestaande budgetten om te buigen naar de topsectoren. Met andere woorden: bestaande budgetten krijgen deels een nieuwe bestemming.
In het kennis- en innovatiecontract hebben de ondertekenaars hun handtekening gezet onder de budgetten voor 2012 en 2013. Veel meer dan een financiële tabel behelst het contract dan ook niet, en in strikt juridische termen is er eigenlijk van een contract geen sprake. Het gaat eerder over intenties – zeker daar waar het de bijdragen van het bedrijfsleven betreft.
Wie betaalt die 20 miljoen voor de creatieve industrie?
De publieke bijdrage voor de creatieve industrie komt voornamelijk uit de portemonnee van NWO (bijna 13 miljoen). KNAW steekt de komende twee jaar 4 miljoen in de sector en TNO ruim 2 miljoen. Daarnaast stelt het ministerie van EL&I 1 miljoen beschikbaar. Het gaat om budgetten die voor een deel al geoormerkt zijn, maar toevallig uitstekend passen binnen de creatieve sector (zoals NWO-financiering voor lopend erfgoedonderzoek). Het zogeheten ‘vrije geld’ is voor nieuwe projecten het meest interessant. Het aandeel daarvan zal naar verwachting de komende jaren steeds verder toenemen. Tegenover de publieke middelen staat de intentie van het bedrijfsleven om 29 miljoen euro te investeren.
Hoe wordt die 20 miljoen verdeeld?
De vraag die iedereen interesseert is natuurlijk hoe er aanspraak op het kennisgeld kan worden gemaakt. Daar zijn twee, met elkaar samenhangende antwoorden op: Kennis- en innovatieagenda en CLICK. Verschillende disciplines uit de creatieve industrie zitten al sinds eind vorig jaar om tafel om de onderzoeksambities voor de komende tien jaar vast te stellen. Voor zover als die te overzien zijn uiteraard. In december leverden de disciplines in totaal zeven agenda’s op die gebundeld de kennis- en innovatieagenda van de creatieve industrie vormen.
Op basis van die agenda is nu de publieke bijdrage bepaald in het innovatiecontract. Dat moet dus eigenlijk worden gezien als het geld dat beschikbaar komt om de eerste twee jaar van de uitvoering van de kennis- en innovatieagenda te financieren.
Dat de agenda er al ligt wil niet zeggen dat meedoen de komende tien jaar niet meer mogelijk is. Integendeel. De kennis- en innovatieagenda wordt tussentijds bijgesteld en dat gebeurt in zeven innovatienetwerken van de creatieve industrie. Die innovatienetwerken heten samen CLICK (Creativity, Learning, Innovation, Co-creation, Knowledge), en zijn allemaal open en landelijk. Bedrijven (maar ook ZZP’ers) kunnen aan een of meerdere netwerken deelnemen door een intentieverklaring te tekenen voor een actieve bijdrage aan het netwerk. De beschikbare middelen worden grotendeels via de netwerken ingezet. Deels gebeurt dat via bestaande NWO- en TNO-instrumenten, maar een groot deel van de middelen wordt verdeeld via een open call. De precieze voorwaarden zijn nog niet bekend.
Er zit nog wel een addertje onder het gras. Wie verwacht dat er 20 miljoen in eurobiljetten beschikbaar is, komt bedrogen uit. Een deel van de middelen (bijvoorbeeld de inzet van de KNAW) heeft hoofdzakelijk de vorm van in-kind bijdrage. Personele inzet dus. Daar staat tegenover dat ook in-kind bijdragen van bedrijven mogelijk zijn.
Komt de creatieve industrie er nou echt zo bekaaid af?
Wie naar de totalen kijkt zou denken van wel. Neem High Tech Systems and Materials. Die topsector kan (ICT niet meegerekend) de komende jaren rekenen op zo’n 680 miljoen euro. Maar daar staat dan wel meer dan 1 miljard euro aan private investeringen tegenover. De cijfers moeten dus op zijn minst in perspectief worden gezet van wat het bedrijfsleven zelf denkt te gaan besteden aan kennis en innovatie. Dan komt de creatieve industrie er zeker niet beroerd vanaf. Het blijft overigens lastig vergelijken, omdat bestaande en nieuwe verplichtingen in zowel publieke en private bijdragen door elkaar lopen.
Maar wie alleen de cijfers bekijkt gaat voorbij aan een ander punt waarop de creatieve industrie enorme winst aan het boeken is. Het lijkt de sector voor het eerst te gaan lukken om zich te organiseren op een manier die recht doet aan de kleinschaligheid, diversiteit en netwerkstructuur van de sector en die het voor de creatieve industrie tegelijk mogelijk maakt om als serieuze (onderhandelings)partner naar overheid en kennisinstellingen toe te stappen. CLICK zal zich nog wel moeten bewijzen. Dat kan gebeuren rond september, als CLICK naar verwachting volledig van start gaat.
Het Topteam Creatieve Industrie heeft een toelichting uitgegeven bij het hele proces tot nu toe. Dat document is als download beschikbaar via: www.top-sectoren.nl/creatieveindustrie/document/aanbiedingsbrief-innovatiecontract-creatieve-industrie. Die toelichting gaat ook dieper in op CLICK en op manieren om daarbij aan te sluiten.
Martijn Arnoldus, privaat secretaris Topteam Creatieve Industrie