Pas het auteursrecht aan: erfgoedinstellingen hebben meer ruimte nodig

    28 maart 2013

    In de Volkskrant van afgelopen donderdag stond een boos opiniestuk van theaterkunstenaar, publicist en filosoof Ab Gietelink. Onder de titel 'Historisch filmmateriaal laten wegrotten? Open de archieven!' uit hij zijn onvrede over het feit dat audiovisueel materiaal uit met publieke middelen gefinancierde archieven zoals EYE en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid nauwelijks openbaar toegankelijk is. Beeld en Geluid en EYE hadden al eerder gereageerd op het artikel van Ab Gietelink ('Auteursrecht is zó vorige eeuw, maar we moeten er ons wel aan houden').

    Hieronder de reactie van Paul Keller.

    Gietelink heeft natuurlijk gelijk. Het is inderdaad niet uit te leggen waarom wij sinds een aantal jaren fors investeren in de digitalisering van archieven (de auteur is betrokken bij het digitaliseringsproject Beelden voor de Toekomst) en dat de resultaten hiervan niet op openbare, gratis toegankelijke online platforms te vinden zijn. Het is daarom tijd voor een herdefinitie van de publieke taak van deze instellingen in het digitale tijdperk.

    Auteursrecht

    Kern van het betoog van Gietelink is de observatie dat "veel publieke cultuurinstellingen, zoals de grote audiovisuele archieven […] angstvallig op de hun toevertrouwde schatten [blijven] zitten" en dat zij "hun forse subsidie [misbruiken] om het beheerde filmmateriaal tegen hoge prijs te verkopen".

    Volgens Gietelink wordt hierbij met name het auteursrecht als "vals excuus voor die geslotenheid en geldklopperij" gebruikt. Vals, omdat het auteursrecht volgens hem alleen bij recent materiaal een probleem is:

    "Maar auteursrecht is alleen een probleem bij recent materiaal waaraan levende kunstenaars en producenten hebben meegewerkt om het te realiseren. Wonderlijk gezien is juist veel van dat recente materiaal via Uitzending Gemist beschikbaar, terwijl het historisch filmmateriaal bij omroeparchief Beeld en Geluid en het EYE Filmmuseum alleen wordt prijsgegeven als er heel diep in de buidel wordt getast."

    Dat is (je zou willen zeggen: helaas) niet het geval. Het auteursrecht geldt in Nederland tot 70 jaar na de dood van de laatstlevende maker die bij het tot stand komen van een werk betrokken was, dus niet alleen "voor levende kunstenaars en producenten". Op het gebied van audiovisuele werken (die er nog niet zo lang zijn) betekent dit dat bijna alle bestaande werken nog onder het auteursrecht vallen.

    Het auteursrecht is dus wel degelijk een probleem. Vooral voor een instelling als EYE die werken bewaart waarop zij zelf geen auteursrecht hebben en waarvan veel makers moeilijk vindbaar zijn. Zonder toestemming van deze rechthebbenden kan EYE werken niet openbaar maken.

    Dat recent materiaal juist wel beschikbaar is, is het gevolg van het feit dat de archiefinstellingen sinds een aantal jaren van tevoren afspraken maken over het online beschikbaar stellen van nieuwe aanwinsten.

    Het probleem is dus niet "het auteursrecht" maar het feit dat het auteursrecht voor het openbaar maken van een werk toestemming van de rechthebbenden vereist. Dit is, tot verbazing van velen, ook het geval als een werk tot de collectie van een met publieke middelen gefinancierde archiefinstelling behoort.

    Als we, zoals Gietelink beoogt, willen dat erfgoedinstellingen hun collecties ook openbaar online toegankelijk maken, zal er iets aan het auteursrecht moeten worden gedaan. Bijvoorbeeld door een auteursrechtelijke uitzondering in te voeren die het erfgoedinstellingen toestaat om werken in hun collectie voor niet-commerciële doeleinden online aan te bieden, zodra deze niet meer commercieel verkrijgbaar zijn of zodra deze ouder zijn dan een bepaald aantal jaren.

    Zolang dat niet het geval is, zijn erfgoedinstellingen niet vrij om hun collecties daar aan te bieden waar ze door het publiek verwacht worden. Gietelink heeft gelijk als hij stelt dat online videoplatforms, waarop historisch filmmateriaal kosteloos geplaatst en gedownload kan worden, de toekomst hebben. Helaas mogen erfgoedinstellingen niet in deze toekomst participeren omdat ze wel over het filmmateriaal, maar niet over de rechten beschikken.

    Publieke taak

    Gietelink besluit zijn betoog met een oproep aan 'politiek en instellingen' om hun archieven te openen: "Maak uw audiovisuele websites kosteloos toegankelijk voor instellingen, omroepen, scholen, kunstenaars en natuurlijk voor publiek". Zoals hierboven betoogd, hebben archiefinstellingen dat helaas niet zelf in de hand. Maar samen met de politiek zou het wel moeten lukken om openbare archiefinstellingen in staat te stellen om hun collecties ook online toegankelijk te maken.

    In aanvulling op de hierboven genoemde auteursrechtelijke uitzondering is het van belang om de instellingen tegen zichzelf te beschermen. Gietelink legt de vinger op de zere plek wanneer hij archieven "geldklopperij" verwijt. Helaas is het op dit moment eerder uitzondering dan regel dat instellingen materiaal waarvan zij wel over de rechten beschikken kosteloos online aanbieden. In veel gevallen bepalen de salesafdelingen van instellingen wat wel en wat niet online beschikbaar komt. Dat is niet per se "geldklopperij" maar vooral het gevolg van een cultuurbeleid dat onvoldoende rekening houdt met de realiteit van digitale consumptie. Cultuursubsidies zijn tegenwoordig bijna altijd gekoppeld aan een verplichting om eigen inkomsten te genereren, met als gevolg dat instellingen als EYE en Beeld en Geluid gedwongen zijn om zich commercieel te gedragen zodra de kans zich voordoet.

    Er is dus behoefte aan heldere richtlijnen voor met publieke middelen gefinancierde erfgoedinstellingen. Zij zouden verplicht moeten worden om al het materiaal dat zij met publieke middelen bewaren en digitaliseren, online toegankelijk te maken. Zonder drempels en zonder er geld voor te vragen. Het is dus tijd voor een herdefinitie van de publieke taak van deze instellingen in het digitale tijdperk: in ruil voor de extra auteursrechtelijke ruimte die hun geboden wordt, moeten zij zich opnieuw richten op het openbaar toegankelijk maken van hun collecties.

    Het herstellen van deze balans ligt in de handen van de overheid, die als wetgever en als belangrijkste subsidiegever aan beide knoppen kan draaien. Hier werk van maken zou een mooie invulling zijn van het voornemen uit het regeerakkoord om "het auteursrecht zo [te] moderniseren dat recht wordt gedaan aan de bescherming van creatieve prestaties zonder dat de gebruiksmogelijkheden voor consumenten in het gedrang komen"

    Paul Keller is vicevoorzitter van Kennisland. Kennisland is een van de partners in het project Beelden voor de Toekomst.

    Deze tekst heeft een Creative Commons Naamsvermelding-licentie (CC BY) en is gekopieerd van de Kennisland-website. Ga voor de volledige versie met afbeeldingen, streamers en noten naar https://www.kl.nl/opinie/auteursrechtelijke-uitzondering-voor-erfgoedinstellingen/

    This text has a Creative Commons Attribution License (CC BY) and has been copied from the Kennisland website. For a full version with images, streamers and notes go to https://www.kl.nl/opinie/auteursrechtelijke-uitzondering-voor-erfgoedinstellingen/