Cultuur in beeld, cultuur uit beeld
‘Wie geeft aan cultuur, geeft om cultuur’ sprak staatssecretaris Halbe Zijlstra tijdens het congres Cultuur in Beeld op 18 mei 2011. Los van enige twitteraars die deze uitspraak al snel lieten nagalmen op het internet bleef het in de zaal opvallend stil. Het is dan ook een tijd van stilte voor de storm: half juni zullen de plannen voor de cultuursector naar buiten worden gebracht, waarover de Tweede Kamer op 27 juni in debat zal gaan.
Stilte voor de storm
Natuurlijk wil onze overheid graag dat meer burgers meer geven. Dat burgerinitiatief getoond wordt om instanties te steunen, vooral financieel. Bovendien is een meer zelfstandige en ondernemende houding van de cultuursector van groot belang om te overleven. Maar met deze uitspraak lijkt Zijlstra eerder een andere (gevoelige) snaar te raken. Dat de overheid veel minder geeft aan cultuur, zegt dat iets over hoeveel de overheid geeft om cultuur? Ondanks dat Zijlstra nog benadrukt dat hij zich liever richt op de financiële middelen die straks nog wél naar cultuur gaan, lijkt zijn verhaal aan dovemansoren gericht. De zaal blijft verdacht stil. Het lijkt alsof de meeste bezoekers het verhaal van de staatssecretaris maar hypocriet vinden. En dat blijkt wel uit commentaren via Twitter, zoals “Geeft niks, staatssecretaris” of “Klap, Klap, Klap. Zullen we dan eens niet klappen voor Halbe Zijlstra?” en vragen als “Moet een hoop geld kosten dat #cultuurinbeeld, wie betaalt dat eigenlijk?”.
Misschien had hij beter kunnen duiden waarom wij zouden moeten geven om cultuur. Vaak blijft dit thema tegenwoordig onderbelicht in de discussie. En juist omdat het belang van kunst en cultuur zo weinig wordt aangetoond, valt zij makkelijk ten prooi aan grove snoeipraktijken. Waarom zijn de kunsten nu werkelijk van belang voor het individu en de maatschappij?
Het belang van kunst
Het individu is continu bezig de dingen om zich heen te duiden. De kunstenaar gebruikt zijn kunstwerk om betekenis te geven aan de wereld. Hij vindt een taal en symboliek om zin te geven aan dat wat om ons heen gebeurt. Kunst heeft de neiging het alledaagse onder de loep te nemen en te zoeken naar een diepere betekenis. Het welbekende schilderij De Schreeuw van Munch laat in één klap zien wat angst is. Iets wat met woorden veel moeilijker te benaderen is. Daarmee kunnen de kunsten ons helpen betekenis te geven aan het bestaan. Een kunstenaar kan handvatten bieden voor elk individu om duiding, richting en vorm te geven aan het eigen leven. Kunst inspireert, gaat voorbij het redelijke en vergroot daarmee ons referentiekader. Zo schrijft Francis De Beir in Kunstenaars & Ondernemers. Een nieuwe relatie:
‘De mens als homo universalis, die zich vragen stelt over het leven, ontmoet de kunst. Waarom? Omdat ieder mens een gevoel heeft voor spiritualiteit. We ervaren dat er iets is dat ons overstijgt, waar we geen vat op hebben. Ervaringen als liefde, haat, goedheid, schoonheid, het kwade, vriendschap, vrijheid, de schepping, het gevoel te behoren tot een groter geheel… Daar kan onze rede niet bij’.
Op microniveau biedt kunst ons betekenis. Ook op macroniveau zijn de kunsten relevant. Waar kunst zoekt naar de betekenis van de dingen, richt zij haar kritische blik op de wereld om ons heen. De kunsten hebben het vermogen de maatschappij te bevragen. Wij komen op meer manieren tot kennis over de wereld dan door wetenschap en wijsbegeerte alleen. Nederland als kenniseconomie heeft de culturele sector niet alleen nodig voor economische groei en werkgelegenheid. Een kenniseconomie heeft kunsten ook nodig om scherp en kritisch te blijven. Omdat de kunsten bij uitstek paradoxen, denkfouten en problemen in een samenleving aankaarten. De opvallende kunstenares in het roze, Tinkebell, voelt genadeloos de cultuur van doorgeslagen ego’s aan de tand door met een hip geklede dode hond door de straten te gaan. Zij maakt een statement waar niemand omheen kan.
De uitdaging
Dat is precies waar de uitdaging ligt voor de cultuursector. Aan hen de taak om de voorname rol die zij behoren te hebben ook zelf uit te dragen. Rutger Wolfson, directeur van de Stichting Beeldende Kunst Middelburg, bepleit ‘het museum als plek voor ideeën’ in zijn gelijknamige essay. Hij benadrukt de noodzaak dat musea nieuwe verhoudingen moeten aangaan met de samenleving. Enerzijds moeten zij de betekenis en het belang van kunst duiden, voordat bijvoorbeeld de politiek dat voor ze doet. Anderzijds vindt Wolfson dat musea nieuwe verbindingen aan moeten gaan met de maatschappij ‘door zich er meer nadrukkelijk toe te verhouden’. Nadrukkelijk verhouden door concreet te reflecteren en in te spelen op de snel veranderende wereld om ons heen. Het museum kan zodoende een openbare ruimte worden waarin reflectie op en debat over de maatschappij plaats kan vinden. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor musea, maar ook voor andere plekken zoals theaters en concertgebouwen.
De tijd is aangebroken dat kunstenaars en culturele instellingen zich niet meer (alleen) kunnen beroepen op hun autonomie en artistieke vrijheid waarmee zij zich niets hoeven aan te trekken van de wereld om hen heen. Waarmee zij geen rekening hoeven te houden met de wensen van het publiek of de manieren waarop ze geld kunnen binnenhalen. Het is juist van belang dat zij zich richten op overleven, op het vinden van nieuwe wegen om te overleven. In de cultuursector weet men als geen ander dat kunst en cultuur van belang zijn. Laten zij daar dan ook zorg voor dragen.
Tijdens het congres bleek dat veel mensen zich er al geruime tijd van bewust waren dat er veranderingen moeten optreden. Er is werk aan de winkel. De creativiteit in de sector moet worden ingezet om nieuwe kansen te creëren. Zo heeft bijvoorbeeld de De Nederlandse Opera een ludieke manier gevonden om aansluiting te vinden op een jonger publiek. Met de ‘Operaflirt’ organiseren zij avonden met speciale activiteiten waar jongvolwassenen (onder de 30) tegen een betaalbare prijs tot verleid worden.
Geef om cultuur, dus geef aan cultuur
Uiteindelijk moeten wij toe naar een consensus. Aan de ene kant de kunstenaar die cultureel ondernemer wordt en culturele instellingen die een nauwe samenwerking tussen zakelijk en creatief leiderschap bewerkstelligen ter bevordering van de relatie met de maatschappij (en haar vraagstukken). Aan de andere kant een overheid die geeft om cultuur en het autonome karakter daarvan beschermd. Voorkomen moet worden dat de cultuursector wordt overheerst door publiektrekkend amusement en commercieel vermaak, enkel om te kunnen overleven. Daarmee verdwijnt het unieke karakter dat de kunsten bezitten. En een overheid die om cultuur geeft, die wil dat toch voorkomen?
Machteld Vinkenborg
Stagiaire bij Kennisland