In Holland staat een huis: erf het goed, erf het samen.
Op 15 november ging in het kader van de Brabantse Erfgoed Biënnale een serie werkateliers van start. De werkateliers hebben als doel om een actuele vraagstelling rond een thema te vertalen in een oplossing voor een actueel probleem, een project of nieuwe samenwerkingsverbanden. In het eerste werkatelier stond het thema ‘Burgerparticipatie: erfgoed is van iedereen’ centraal. Marlieke Kieboom was uitgenodigd om de werkatelierserie te openen met een column. Hieronder volgt haar bevlogen opinie over de hedendaagse dilemma’s rondom de veel besproken én bevochten burger en zijn erfgoed.
Hollandse zelforganisatie
Wie kent het liedje niet? In Holland staat een huis. In dat statige huis, daar woont een heer. En die heer die kiest een vrouw. De vrouw kiest een kind, het kind kiest een kat en de kat een mottige muis. Als de bewoners elkaar eenmaal hebben gekozen en gezellig samenwonen, jagen ze elkaar er één voor één weer uit. Uiteindelijk wordt in het lied het huis zelfs in de hens gezet en afgebroken. Pas als er niets meer van het huis of zijn bewoners over is, begint het kringspel opnieuw en kan de wederopbouw weer beginnen.
Vroeger op mijn dorpsschoolpleintje in Zeeland ging het er met dat spel best hard aan toe. Al zwierend en zwaaiend, zingend en joelend, stapten kinderen in en uit de cirkel. We moesten dansen en denken tegelijk, we draaiden schoolpauzes lang om elkaar heen. Een behoorlijk staaltje zelforganisatie, bedenk ik me nu. Natuurlijk koos je je eigen vrienden bij de opbouw van het huis en zijn bewoners. Maar kinderen zijn hard en eerlijk. Zodra de omslag in het lied naderde, werd het spel grimmiger. De zwakste schakels werden als eerste uit de cirkel geduwd om daarbuiten, rond het afgebrande huis een nieuwe cirkel te vormen.
De burger knapt het op
Natuurlijk is ‘In Holland Staat een Huis’ slechts een Oudnederlands, onschuldig kinderspelletje. Ondertussen vind je hier in Brabant, en ook in de rest van ons Nederland, allerlei van dit soort echte, prachtige ‘Hollandse huizen’: romantische waterlinies, statige landhuizen en kloosters sieren ons landschap; stoffige archieven, zangerige streektalen en spannende museumschatten onthullen onze geschiedenis, de betekenis en haar verhalen. Dat erfgoed is van iedereen en geeft tezamen een behoorlijk eerlijk doorkijkje in onze cultuurhistorische ziel.
Maar hoe beheer je dat erfgoed nou? En met wie? En wat zijn de spelregels? Nu het crisis is, schreeuwt iedereen moord en brand. Kleine musea moeten hun deuren sluiten en culturele instellingen zien grote bezuinigingen tegemoet. Ook in mijn Zeeuwse dorp. Daar staat de molen stilletjes weg te kwijnen in haar houtrot. En tadaaaah, daar is dan de laatste strohalm, dé oplossing voor al uw problemen: ‘de burger’! Vroeger was hij vooral ‘de bezoeker’, en ‘de consument’ van onze historie. Nu wordt hij gezien als de nieuwe held: de gevierde, bevochten burger mag ons erfgoed vrijwillig opknappen, onderhouden en runnen. “Hier is uw erfgoed! Alstublieft! Participeer!”, roepen de overheid en erfgoedinstellingen.
Uit die hoek, lees en hoor ik dan nu ook allerlei gevleugelde uitspraken over ‘de burger’. Maar wie is die burger eigenlijk? En wat wil hij? Ik las laatst bijvoorbeeld de volgende zin: “Ons interessegebied is: Samen nadenken over hoe burgers, boeren en buitenlui te activeren en te laten participeren om een mooier landschap te creëren.” Als u goed leest, dan ziet u een aantal verborgen aannames. Alsof er niet al over heel veel dingen wordt nagedacht, alsof er niets actiefs te vinden is, alsof je iemand makkelijk kan laten participeren. En wat dacht u van deze: “Het is een experiment waard om eens een brainstorm te organiseren met betrokken burgers over op welke manier zij het liefste willen participeren.” Deze uitspraak laat goed zien dat de werkelijke uitdaging niet gezien wordt: hoe betrek je nou juist die onbetrokken burger? Die zijn er ook! Niet iedereen wil participeren, concurreren, anticiperen en delibereren. Verder impliceert de oproep dat een experiment inzichten zal opleveren over die grote onbekende burger, maar niet of er daadwerkelijk vervolgens echt iets met die inzichten zal worden gedaan.
Oude spelregels voor een nieuw spel
De grote onbekendheid van elkaars geleefde werkelijkheid, dat is waar we ons mijns inziens beter over kunnen bekommeren. Want maakt u zich geen zorgen. Die burger participeert zich een ongeluk. Het zijn alleen misschien niet de meest zichtbare activiteiten, of het zijn activiteiten die wellicht niet in het straatje passen van uw beeld bij ‘burgerparticipatie’. Het gaat om het erkennen en herkennen dat er al heel veel gebeurt door deze zelfde burgers. Maar ‘de buurman van Koos’, ‘de vriend van Henk’ en ‘de moeder van de molenaar’ noemen hun werk misschien alleen zélf niet zo. Samen bouwen en behouden ze wel degelijk dat ‘Hollandse huis’. Maar misschien niet geheel op de manier zoals u of ik het zouden doen. Misschien vindt u dat zij kennis en kunde missen over onderhoud en financiën. Wellicht vindt u die burgers vreselijk lastig, als zij hun dorpshuis met hand en tand verdedigen tegen uw bouwplannen voor een moderne dorpskern. En andersom vinden zij u misschien behouden, langzaam, irritant en cultureel bekrompen.
Hoe komt dat nou? Ik denk dat het probleem vaak verscholen ligt in het ontwerp van veel erfgoedplannen en -projecten. Zij zijn vaker dan niet, zo ontworpen dat de mogelijkheden van gebruikers, burgers, vooral vooraf bepaald zijn. De vraag is dan ook: hoe bouw je samen ervaringen, verhalen en projecten die bestaande waarden erkennen en nieuwe waarden creëren voor alle betrokkenen?
Innoveren met gedoe
Ik kan u kort mijn idee vertellen. Willen erfgoedinstellingen een platform zijn voor burgers, en burgerparticipatie, dan vraagt dat dus om directe innovatie met alle betrokkenen. Dat klinkt misschien logisch, of afgezaagd. Maar ik kan u vertellen, dat is een kunst op zich. Dit soort type samenwerking vraagt niet om voorwaardes, regels en doordacht beleid. Het vraagt hele andere kwaliteiten van de betrokken partijen; wellicht totaal andere werkprincipes en kwaliteiten dan u gewend bent. Het vraagt er om dat u bijvoorbeeld een kei bent in ruzies maken, en ruzies oplossen. Want waar wordt geïnnoveerd, ontstaat gedoe over verkokerde belangen en sentimenten. U moet rotzooi willen opruimen. Het vraagt ruimte om te mislukken, inzicht om mislukkingen te kunnen interpreteren, begeleiding om uit de mislukking te komen, en een behoorlijke portie lef om dan nog eens te durven mislukken tot u iets in handen hebt dat werkt. Dat kost u tijd. En vertrouwen. Met elkaar innoveren, betekent gewoon innoveren met gedoe.
Dan ter afsluiting. Ik heb begrepen dat u vanmiddag etiketten op elkaar plakt. U gaat zich afvragen waar u mee op moet houden, en wat uw verwachtingen zijn en op welke voorwaarden u door kunt bouwen. Het lijkt me belangrijk dat u zich daarbij ook afvraagt: “Meen ik het wel? Meen ik het wel, dat ik wil samenwerken? Ben ik bereid ‘het gedoe’ die verandering nou eenmaal met zich meebrengt, aan te gaan?”. Pas als u hier volmondig ja op kunt zeggen, kunt u samen nieuwe spelregels bedenken voor het eerdergenoemde Hollandse spel. Pas dan zult u écht cirkels op- en afbouwen. En ik hoop eigenlijk dat u daarbij geen heilig huis spaart, dat u het doet met moord en brand, en daadwerkelijk wilt komen tot nieuwe vormen van samenwerking. Want in Holland Staat een Huis. Erf het goed. Erf het samen.
Marlieke Kieboom