Sociale onderneming moet zich bewijzen als bondgenoot van de overheid

    23 januari 2014

    Tweede Kamerlid Jan Vos (PvdA) en Willemijn Verloop (oprichter Social Enterprise NL) arriveerden op 23 januari in een felgroene elektrische taxi bij de Tweede Kamer voor een Bijzondere Procedure over sociale ondernemingen, die door Vos en Anne-Wil Lucas (VVD) was aangevraagd. Het maakte op beeldende wijze duidelijk dat er beweging zit in de ontmoeting tussen Haagse politiek en de opkomende tak van ondernemen die zich ‘social enterprise’ noemt. Maar het is, in tegenstelling tot in landen om ons heen, nog te vroeg om van nieuwe bondgenoten te spreken.

    Nederland staat voor grote complexe maatschappelijke en economische uitdagingen. De verzorgingsstaat staat onder druk. Natuurlijke hulpbronnen raken geleidelijk op. De kloof tussen arm en rijk neemt verder toe. Waar de overheid zulke vraagstukken in het verleden nog al eens als haar eigen terrein en verantwoordelijkheid beschouwde, ontstaat steeds meer het besef dat nieuwe aanpakken nodig zijn, en dat daarbij ook nieuwe spelers een belangrijke rol hebben. Sterker nog, de overheid is steeds minder geëquipeerd om verantwoordelijkheid te nemen en kan een nieuwe bondgenoot, die stoelt op betrokkenheid, ondernemerschap en burgerkracht, heel goed gebruiken. 

    Sociale ondernemingen als nieuwe bondgenoot

    In dat licht komen sociale ondernemingen in het vizier. Dat zijn ondernemingen met primair een maatschappelijke doelstelling. Die doelstelling kan allerlei vormen hebben. Waar de ene sociale onderneming een duurzame productieketen nastreeft, biedt een andere onderneming baankansen voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. In Nederland zijn naar schatting ongeveer 5.000 sociale ondernemingen actief, en dat aantal groeit gestaag. Hoewel ze opereren en concurreren in de vrije markt staat voor sociale ondernemingen niet de aandeelhouder voorop, maar maatschappelijke impact. Die combinatie maakt deze ondernemingen een interessante bondgenoot voor de terugtredende overheid. Deze bedrijven dienen het maatschappelijk belang terwijl zij geen of beperkte financiële ondersteuning uit publieke middelen vragen.

    Nederlandse kip

    De Haagse aandacht voor sociale ondernemingen komt echter maar mondjesmaat op gang. Zeker vanuit het beleidsveld economie. Dat is door een sceptische bril bekeken ook wel te begrijpen. De social enterprise sector is klein, werkt – in tegenstelling tot het huidige bedrijvenbeleid – cross-sectoraal en is een sector die wel een aansprekend verhaal heeft, maar nog zoekt naar best practices, grotere maatschappelijke impact en in veel gevallen ook naar verdienmodellen, kapitaal en klanten. Vaker wel dan niet stuiten sociale ondernemingen met hun wereldverbeteraarsmentaliteit daardoor in beleidskringen op nieuwsgierigheid én tegelijkertijd op fikse terughoudendheid. Laten de ondernemers zich eerst maar eens bewijzen als succesvolle bondgenoten in de aanpak van maatschappelijke vraagstukken. 

    Europees ei

    Het is een ‘kip-ei verhaal’ dat in het buitenland niet anders is, maar vaak wel anders wordt aangevlogen door de overheid. In landen om ons heen blijkt bij beleidsmakers het geloof in de potentie van sociale ondernemingen vaak veel groter dan in ons eigen land. Met name in het Verenigd Koninkrijk, in Frankrijk en op Europees niveau waagt de politiek de sprong in het diepe om de social enterprise sector te helpen opbouwen nog voor er grootschalige bewezen successen zijn. Kennisland en Social Enterprise NL verkenden afgelopen jaar in opdracht van het ministerie van Economische Zaken de opkomst van sociale ondernemingen in Europa en de hierop toegespitste beleidsmaatregelen in Europese landen (‘Stimulansen voor de social enterprise sector’). We zullen hier niet in detail treden, maar we vonden in totaal meer dan 80 stimuleringsmaatregelen die te scharen zijn onder één of meer van grofweg vijf speerpunten van beleid:

    • erkenning en legitimering van sociale ondernemingen als speciale tak van ondernemen;
    • het bevorderen van business skills;
    • het waarborgen van de balans tussen de maatschappelijke en commerciële belangen van de onderneming;
    • het vergroten van de toegang tot kapitaal;
    • het vergroten van de toegang tot afzetmarkten.

    Het merendeel van de stimuleringsmaatregelen is in de afgelopen vijf jaar geïmplementeerd. Mede daardoor is lang niet altijd duidelijk hoe effectief de maatregelen precies zijn. Maar tevens blijkt dat een nulmeting, die in Nederland inmiddels een onvermijdbaar startpunt is voor het ministerie van Economische Zaken, in veel gevallen helemaal niet is uitgevoerd.

    Dat er – onder andere op basis van onze verkenning – op 23 januari een pakket stimuleringsmaatregelen is voorgesteld aan de Tweede Kamer, is voor de social enterprise sector een mooie stap. Maar het zal geen gemakkelijke lobby worden om Nederland qua stimuleringsbeleid naast het Verenigd Koninkrijk, de vigerend kampioen stimuleringsbeleid voor social enterprises, te krijgen. Daarvoor moet de sector zich hier harder bewijzen dan elders nodig is geweest. De overheid kan de sector echter op zijn minst belonen met een serieuze plek aan tafel voor de wil om dat bewijs te gaan leveren.

    Martijn Arnoldus & Jos van Kuik

    Deze tekst heeft een Creative Commons Naamsvermelding-licentie (CC BY) en is gekopieerd van de Kennisland-website. Ga voor de volledige versie met afbeeldingen, streamers en noten naar https://www.kl.nl/opinie/sociale-onderneming-moet-zich-bewijzen-als-bondgenoot-van-de-over/

    This text has a Creative Commons Attribution License (CC BY) and has been copied from the Kennisland website. For a full version with images, streamers and notes go to https://www.kl.nl/opinie/sociale-onderneming-moet-zich-bewijzen-als-bondgenoot-van-de-over/