Waarom moeten meer mensen het gevoel hebben dat het parlement ‘van hen’ is?

    30 november 2011

    Gerdi Verbeet wil meer laagopgeleiden in de kamer….maar wel laagopgeleiden met veel levenservaring. “Het zou meer mensen het gevoel kunnen geven dat het parlement er niet alleen vóór hen is maar dat het ook ván hen is.” Sinds de laatste verkiezingen bestaat de Tweede Kamer voor 90 procent uit mensen met een academisch of hbo-diploma, aldus Trouw. In de samenleving is dat maar 30 procent, benadrukte Verbeet. Ze vindt de vraag gerechtvaardigd of de 70 procent lager opgeleiden zich nog wel vertegenwoordigd voelt door de parlementariërs.

    Het voorstel (en de vooronderstellingen die erachter zitten) roept vele vragen op. Hoezo vertegenwoordigt een groep laagopgeleiden met veel levenservaring de samenleving? Hoe zit het dan met de juist steeds grotere groep jonge lager opgeleiden. Klopt de premisse dat meer mensen dan het gevoel hebben dat het parlement van hen is? Is het zo dat wanneer het parlement gevuld zou zijn met hoogopgeleide vrouwen van middelbare leeftijd ik het gevoel zou hebben dat het ‘mijn parlement’ is. En wil ik dat wel? Mijn parlement, mijn KPN, mijn ING, etc. Is dat het belangrijkste streven, dat iedereen zich eigenaar voelt van de instituten en instellingen die ons ten dienste moeten staan of ons moeten vertegenwoordigen? Wellicht linke soep, maar het vermogen om complexiteit aan te kunnen, scherpe analyses te kunnen maken, te kunnen (her)ordenen, nuances aan te kunnen brengen en tegelijkertijd scherp te kunnen beoordelen, lijkt al niet zo sterk vertegenwoordigd in de kamer. Maar wel nodig. En was daar het hoger en academisch opleiden niet voor bedoeld, om mensen deze lastig te leren vaardigheden bij te brengen?

    Wat lost het op?

    Waarom zouden meer mensen het parlement als hun eigendom moeten beschouwen? We hebben te maken met grote vraagstukken op economisch en sociaal gebied, we hebben steeds minder professionals die voor goed onderwijs kunnen zorgen of ouderen en zieken kunnen verzorgen. In 2020 werken er 70% minder mensen in de overheid. En er is geen geld. Het gevoel dat het parlement ‘van jou’ is maakt niet dat je je meer dan daarvoor eigenaar van die vraagstukken voelt.

    Maar al is het vertrouwen in de overheid (lees politiek) minder geworden, dat wil niet zeggen dat mensen zich geen eigenaar voelen van de maatschappelijke en economische vraagstukken. Het krioelt van de netwerken, pioniers, vernieuwers, initiatieven, innovatieplatformen van ‘onderop’ die gezamenlijk lastige problemen willen oplossen. Er is een groeiend besef, ook vanuit de overheid, dat we te maken hebben met problemen die niet meer ‘alleen van bovenaf’ opgelost kunnen worden, dat de logica waarin denkers, beslissers en uitvoerders strikt gescheiden zijn niet meer volstaat in een samenleving waar niemand meer het overzicht heeft. Ook vanuit ministeries en kleinere overheden worden programma’s ondersteund die mensen stimuleren om ideeën en innovatieve oplossingen te bedenken voor problemen en vraagstukken waar we als samenleving tegenaan lopen. In dergelijke netwerken komen professionals, managers, bestuurders en beleidsmakers elkaar tegen en bedenken ze oplossingen die innovatief en uitvoerbaar zijn, omdat ze het samen bedacht hebben! 

    De achterliggende gedachte is dat er ‘power’ zit in professionals die dagelijks geconfronteerd worden met die lastige vraagstukken en dat ze zich al eigenaar voelen vanwege die confrontatie. Hier komen leiders, bedenkers en uitvoerders bij elkaar, niet als hoog- en laagopgeleiden, maar als gewone mensen die vanuit verschillende (levens)ervaringen, verantwoordelijkheden en kennis buitengewone oplossingen bedenken. Oplossingen die diezelfde mensen ook kunnen uitvoeren zodat het effect in de praktijk meteen merkbaar is. Oplossingen die ingrediënten bevatten voor nieuw en flexibeler beleid en nieuwe besturingsmodellen. Maar ook in deze ‘netwerken’ blijft het belangrijk om de kwaliteit van beslissingen te bewaken en verantwoordelijkheid te beleggen. Dat vermogen vraagt om onderwijs.

    Uiteindelijk zou dit kunnen leiden tot een meer interactieve beleidsvorming. Het beleid dat vervolgens wordt uitgevoerd is dan al het ‘product’ van een cocreatie tussen overheid en samenleving. De kamer moet zich misschien eerder zorgen maken over haar toegevoegde waarde in dit krachtenveld!


    Iselien Nabben

    Deze tekst heeft een Creative Commons Naamsvermelding-licentie (CC BY) en is gekopieerd van de Kennisland-website. Ga voor de volledige versie met afbeeldingen, streamers en noten naar https://www.kl.nl/opinie/waarom-moeten-meer-mensen-het-gevoel-hebben-dat-het-parlement-van/

    This text has a Creative Commons Attribution License (CC BY) and has been copied from the Kennisland website. For a full version with images, streamers and notes go to https://www.kl.nl/opinie/waarom-moeten-meer-mensen-het-gevoel-hebben-dat-het-parlement-van/