Vraag 1168:
Hoe vernieuwt de wetenschap?

17 april 2015

Marlieke Kieboom heeft vraag 1168 (‘Hoe vernieuwt de wetenschap?’) ingediend op de website van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Het is een gebruiksvriendelijke website met een open uitstraling. Maar hoe open en inclusief is het selectieproces van de NWA? Dat blijft onduidelijk. En hoe werkt de Nationale Wetenschapsagenda als hulpmiddel voor een vernieuwde samenwerking tussen maatschappij en de wetenschap? Dat blijft onduidelijk. In dit opiniestuk pleit Marlieke voor meer openheid van het selectieproces richting een definitieve wetenschapsagenda, en voor initiatieven rond de NWA die daadwerkelijk vormgeven aan een vernieuwde relatie tussen wetenschap, beleid en samenleving.

De Nationale Wetenschapsagenda

In de Nationale Wetenschapsagenda komen thema’s en onderzoeksvragen waar de Nederlandse wetenschap++Nationale Wetenschapsvisie 2025Het plan om een Nationale Wetenschapsagenda op te stellen komt voort uit het beleidsdocument ‘Nationale Wetenschapsvisie 2025’ van Ministerie van OCW. De Nationale Wetenschapsvisie is tot stand gekomen aan de hand van gesprekken met VSNU, KNAW, NWO, universiteitsbesturen, wetenschappers, de Jonge Akademie, Science in Transition, Spinozaprijswinnaars en nog meer (zie p. 12-13 Wetenschapsvisie). zich de komende jaren op gaat richten. Agendavoorzitters Alexander Rinnooy Kan en Beatrice de Graaff nodigen iedereen in Nederland uit om namens zichzelf of namens partijen uit de wetenschap, het bedrijfsleven of maatschappelijke organisaties om vragen aan de wetenschap te stellen. Het doel van de Nationale Wetenschapsagenda is dat wetenschappers, het bedrijfsleven en de maatschappij zich samen gericht inzetten om relevante en uitdagende wetenschappelijke vraagstukken op te lossen. Want: Het kabinet wil middelen en energie gerichter gaan inzetten, met oog voor wetenschappelijke sterktes, maatschappelijke vraagstukken en economische kansen.

De NWA is een bijzonder initiatief dat is voortgekomen uit het beleidsdocument ‘Nationale Wetenschapsvisie 2025’ van het Ministerie van OCW. Innovatief is dat alle Nederlanders – en niet enkel wetenschappers, politici en bedrijven – de kans krijgen zich op nationaal niveau uit te spreken over waar wetenschap wat hen betreft over zou moeten gaan. De wens voor een meer inclusieve kennisproductie vond ik zelf een van de meest vernieuwende inzichten uit de Wetenschapsvisie:

“Het idee dat kenniscirculatie en valorisatie pas aan de orde zouden zijn als de kennis uitontwikkeld is, is achterhaald.“Het idee dat kenniscirculatie en valorisatie pas aan de orde zouden zijn als de kennis uitontwikkeld is, is achterhaald.” Wij vinden dat juist in het begin van de keten een bewustzijn nodig is van de behoefte aan kennis en van de mogelijke kennisgebruikers. Volgens de principes van kenniscocreatie ontwikkelen wetenschappers samen met maatschappelijke partijen nieuwe kennis die aansluit bij de praktijk. Daarbij maken de wetenschappers gebruik van de unieke kennis en vaardigheden van de eindgebruikers.” (p.39, Wetenschapsvisie 2025)

Hoe vernieuwt de wetenschap?

Hoe open, inclusief en verbindend is het selectieproces van de NWA? Ik besloot de proef op de som te nemen en mijn vraag aan de wetenschap te stellen. Ik (antropoloog, onderzoeker, vernieuwer bij denktank Kennisland in Amsterdam, maar ook burger en mens) zou graag willen weten: ‘Hoe vernieuwt de wetenschap zodat onderzoeksresultaten bijdragen aan menselijk welzijn en het tot stand brengen van maatschappelijke vernieuwing?’‘Hoe vernieuwt de wetenschap zodat onderzoeksresultaten bijdragen aan menselijk welzijn en het tot stand brengen van maatschappelijke vernieuwing?’ Ook zou ik die vraag graag willen omzetten in actie: samen met academische vernieuwers (van vernieuwende beleidsmakers tot vernieuwende docenten-wetenschappers tot onderzoekende burgers) onderzoeken hoe het zit.

Met die insteek++1167 vragenDe teller staat vandaag op 1167 vragen. Er zijn 16,8 miljoen Nederlanders. Ik bedenk me dat statistisch gezien mijn kans op zoveel wetenschappelijke aandacht voor mijn wetenschapsvraag nog nooit zo groot is geweest! Wil jij ook een vraag indienen? Dat kan tot 1 mei 2015. toog ik naar de website. Ik keek naar het vraagformulier (hoe sturend is het ontwerp?), naar het selectieproces nadat ik mijn vraag heb ingediend (wie heeft een stem in het selectieproces?), en naar de activiteiten die me als indiener van een vraag worden aangeboden om betrokken te zijn bij de wetenschap (welke publieke activiteiten worden er georganiseerd?).

Ontwerp: meer informatie, minder sturing

Het stellen van mijn eigen vraag gaat best makkelijk. Sowieso had ik al nagedacht over mijn vraag dus die kon ik meteen kwijt in het eerste vakje++Hulp nodig bij het stellen van een wetenschappelijke vraag?Dat heeft NWA mooi geregeld via Kennislink. “Kennislink biedt hulp aan bij het formuleren van uw vragen. U kunt hiervoor tot 1 mei 2015 op donderdagmiddag tussen 15.00 en 16.00 uur terecht op het Kennislink-‘spreekuur’ voor de Nationale Wetenschapsagenda, via Skype (gebruikersnaam: kennislink.nl).” Verder adviseert de NWA ook een aantal kennisinstellingen en wetenschapswinkels te mailen als je hulp nodig hebt. . Vervolgens krijg ik extra ruimte (200 woorden) om mijn vraag toe te lichten. Even diep nadenken, klaar, klik! Of toch niet? Op de volgende pagina krijg ik zeven vragen voorgelegd alvorens ik mag indienen. Alle zeven vragen zijn gemarkeerd met een extra rood woordje: *verplicht. Ik fiets aardig door de vragen heen. Ik ken de betekenis van alle vakspecifieke woorden, zoals Horizon 2020 en Topsectoren. Ook weet ik dat er in Nederland expertise van hoog niveau aanwezig is op mijn thema (bijvoorbeeld aan het CWTS aan Universiteit Leiden, en bij het Descartes Instituut in Utrecht). Maar waarom al die vragen over die agenda’s en expertise?

 

Vragen NWA

 

Ik begrijp het wel, omdat ik de opdrachtbrief van de Tweede Kamer aan de NWA goed heb bestudeerd. De politiek wil graag dat de NWA straks goed aansluit op bestaande onderzoeksagenda’sDe politiek wil graag dat de NWA straks goed aansluit op bestaande onderzoeksagenda’s. (lees: bestaand onderzoeksgeld bij bijvoorbeeld de EU en in de Topsectoren) of bij een bestaande wetenschappelijke expertise van hoog niveau (lees: bestaande wetenschap waar wij ons al internationaal op profileren). Het vragenontwerp neemt wel een bewust risico op het Mattheus-effect++Het Mattheus-effectHet Mattheus-effect staat voor een sociologisch fenomeen van accumulatie van goederen, rijkdom of roem waarbij geldt: zij die al weinig heeft, krijgt nog minder.: de wat kleinere, gekkere vragen lijken op achterstand te beginnen zonder dekking in een bestaande agenda (en dus ook de kleine, gekke wetenschappers die ze graag willen onderzoeken). De nietsvermoedende indiener tast hier in het duister. Hier kan de informatievoorziening beter, en de sturing een tikkeltje minder.

Selectieproces: democratischer en opener

Niet veel later heb ik alles ingevuld en klik ik op ‘versturen’. Pling! Mail. Die leest: “Beste deelnemer. Dank voor het indienen van uw vraag voor de nationale wetenschapsagenda. Uw vraag verschijnt binnenkort op de website.” Een dag later verschijnt mijn vraag online. Tot zover heerst de democratie. Maar dan? Ik zoek naar informatie over de selectieprocedure. Die is slecht vindbaarInformatie over de selectieprocedure is slecht vindbaar.. Het institutionele leven (maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en wetenschappers) lijkt goed vertegenwoordigt in de selectiejury’s, en wordt bediend met bijeenkomsten en conferenties. Maar van ‘de burger’ ontbreekt elk spoor. De mail leest: “De stuurgroep van de Kenniscoalitie maakt uiteindelijk een laatste selectie van vragen en groepeert ze binnen een klein aantal thema’s.” Op ScienceGuide uitten wetenschappers Fleur Jongepier (RU) en Sem de Maagt (UU) eerder hun zorgen over een ‘schijndemocratie’ in de Nationale Wetenschapsagenda: “Iedereen mag een vraag inbrengen, maar wie op basis van welke criteria gaat bepalen wat er in de uiteindelijke wetenschapsagenda komt, blijft een raadsel.” (..) “Het proces is pas echt democratisch wanneer er duidelijkheid is over de besluitvorming en deze besluitvorming zelf democratisch gebeurt.”

Wat ook nog onbesproken blijft is hoe de NWA nieuwe ontmoetingen, eigenaarschap en samenwerking gaat faciliteren tussen wetenschap, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. Terwijl het daar juist nu ook al aan schort. Er worden wel drie conferenties georganiseerd. Rinnooy Kan zegt: “Nadat die jury’s al die voorstellen hebben beoordeeld, heeft de samenleving drie maanden de tijd om er wat van te vinden. Ik hoop ook écht dat er gebruik van gemaakt wordt.” Is ‘ergens wat van vinden’ nodig om tot een inclusieve, gedragen wetenschapsagenda te komen? Gaat dat allemaal vanzelf?

Betere informatievoorziening en openheid van zaken

Nu zal ik de laatste zijn die zegt dat de organisatie van de NWA een makkelijke taak heeft: Hoe breng je nieuwe samenwerking tot stand tussen burgers, maatschappelijke organisaties, de wetenschappers en het bedrijfsleven, mét behoud van wetenschappelijke autonomie, zonder extra (onderzoeks)geld?++FinancieringskwestieGemotiveerd door de alombekende financieringskwestie (“ten koste van welk onderzoeksgeld worden die vragen straks gefinancierd?”), en de wetenschappelijke autonomiekwestie (“wetenschappers moeten een bepaalde autonomie hebben om zelf hun onderzoeksvragen te formuleren om überhaupt maatschappelijk relevant te kunnen zijn”) roeren wetenschappers binnen en buiten het universitaire instituut zich. Lees hier verder Hoe geef je vorm aan een proces waarin alle burgers worden bereikt, zonder een hoog ‘beste idee van Nederland’-gehalte? Dat is geen sinecure. Een perfect werkproces naar een Nationale Wetenschapsagenda bestaat dan ook niet. De NWA kiest begrijpelijkerwijs voor een kortlopende procedure met bekende, veilige werkvormen (formulieren, conferenties, optredens bij de radio en in De Wereld Draait Door).

Het risico niet open of democratisch genoeg te zijn, zou makkelijk ondervangen kunnen worden, en maakt de NWA minder kwetsbaar voor kritiek. Een paar ideeën:

  • Creëer meer openheid en inzicht in de beslisprocedure en bezetting van de jury’s door betere informatievoorziening op de website;
  • Organiseer tijdens de indienperiode net zoals voor maatschappelijke organisaties, ook publieke bijeenkomsten voor/met burgers;
  • Stimuleer, organiseer en ondersteun de dialoog tussen burgers, organisaties, wetenschappers en bedrijfsleven over de rol van de wetenschap. Het draait niet om een vraag stellen, maar met elkaar in discussie gaan over welke vragen van belang zijn.

Werken aan academische vernieuwing moet centraal staan

Om tegemoet te komen aan dit laatste punt stellen we een uitbreiding van het huidige proces voor. Het is nodig om voorbij te gaan aan een consultatieronde van burgers en maatschappij.Het is nodig om voorbij te gaan aan een consultatieronde van burgers en maatschappij. Er moet daadwerkelijk een dialoog worden gestart waarin de rol van de wetenschap voor de samenleving wordt bevraagd, waarin de relatie tussen de samenleving en wetenschap centraal staat. Er moeten nieuwe werkpraktijken worden gecreëerd waarin burgers in staat gesteld worden om eigenaar te zijn van gegeneerde wetenschappelijke kennis, als mede-producent van de wetenschap. Waarin wetenschappers nieuwe relaties kunnen aangaan met de maatschappij, en onderzoeksresultaten gewaardeerd en gebruikt worden door de Nederlandse samenleving. Bijvoorbeeld in een tijdelijke denk-en doetank met als doel om beleidsmakers, wetenschappers en praktijk/samenleving samen actiegericht te laten onderzoeken. Via publieke blogs en podcasts schrijven zij over hun ervaringen en ideeën over hoe wetenschap (beter) ondersteunend kan zijn aan maatschappelijke vraagstukken, en hoe vernieuwers in de maatschappij beter gebruik kunnen maken van wetenschappelijk onderzoek.

In dit ontwerpproces zien we een bijzondere, zichtbare trekkersrol Academische vernieuwers verdienen bijzondere trekkersrol.voor academische vernieuwers: vernieuwende, multidisciplinaire wetenschappers die al experimenteren met nieuwe, slimme, creatieve onderzoeks- en onderwijsmethoden om het academische systeem van binnenuit te vernieuwen, en samenleving en wetenschap al dichter bij elkaar brengen. Het organiseren van onafhankelijke, creatieve denkkracht buiten de huidige Kenniscoalitie, zoals ook gevraagd in de Tweede Kamerbrief van minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker++BriefIn de brief van de Tweede Kamer staat: “De agenda geeft ruimte voor vernieuwing door ook inbreng en invloed te organiseren buiten de bestaande institutionele kaders. Onafhankelijke en creatieve denkers worden uitgenodigd mee te denken. Gedacht wordt aan Spinozaprijswinnaars, de Nationale Denktank, Chief Technology Officers (CTO’s), maar ook aan innovatieve ondernemers, en pioniers binnen maatschappelijke organisaties of de publieke sector.” aan de Kenniscoalitie, kan helpen om buiten de bestaande, institutionele kaders te treden. Zo zal de Nationale Wetenschapsagenda echt vernieuwend en verbindend worden om voor en door iedereen nieuwe kennis te genereren voor de toekomst van Nederland.

Deze tekst heeft een Creative Commons Naamsvermelding-licentie (CC BY) en is gekopieerd van de Kennisland-website. Ga voor de volledige versie met afbeeldingen, streamers en noten naar https://www.kl.nl/opinie/vraag-1168-hoe-vernieuwt-de-wetenschap/

This text has a Creative Commons Attribution License (CC BY) and has been copied from the Kennisland website. For a full version with images, streamers and notes go to https://www.kl.nl/opinie/vraag-1168-hoe-vernieuwt-de-wetenschap/