Van ‘superschool’ naar ‘normale school’
Het zal niemand met interesse in het onderwijs de afgelopen weken zijn ontgaan, de uitzending van Tegenlicht op 30 september over de ‘superschool’. In deze documentaire wordt schooldirecteur Eric van ’t Zelfde een tijd lang gevolgd in zijn poging het onderwijs op zijn school te verbeteren. Hij wil het Hugo de Groot College in Rotterdam-Zuid transformeren van een slechte school in een ‘kansarme wijk’, naar een ‘superschool’ waar iedere leerling de kansen krijgt die hij verdient. De documentaire geeft een inkijkje in de ambities van een onderwijsvernieuwer met een missie. Jos van Kuik keek mee.
School als veilige haven
Rotterdam-Zuid staat bekend als een van de slechtste wijken in Nederland, met dito onderwijs als gevolg. Van ’t Zelfde heeft, als directeur van een school in die wijk, één missie: het onderwijs op zijn school verbeteren en vernieuwen. Hij beseft dat een geslaagde transitie van deze omvang een radicale ingreep vereist. Centraal in zijn superschool staat de doorlopende leerlijn van leerlingen: vanaf hun 2e tot hun 18e jaar kunnen zij terecht op de geïntegreerde peuter-, basis- en middelbare school. Een ander belangrijk thema is het waarborgen van de veiligheid van leerlingen. De superschool dient als veilige haven in het veelal moeilijke dagelijks bestaan van de leerlingen. Er is daarom veel aandacht voor het aanleren van belangrijke eigenschappen zoals zelfvertrouwen en goed kunnen samenwerken. Deze focus vormt de basis waar leerlingen ook na schooltijd op kunnen voortbouwen en waar het inhoudelijke schoolprogramma omheen is gevormd.
Durven verder te kijken en moeilijke beslissingen te nemen
De ambities van deze directeur hebben consequenties. Om de veiligheid voor iedereen te waarborgen heeft Van ’t Zelfde een aantal leerlingen van school moeten sturen vanwege hun gedrag richting andere leerlingen. Volgens de leerplichtwet is dit alleen mogelijk onder bepaalde voorwaarden. Zo moet de school een vervangende school regelen voor deze leerlingen, wat in dit geval niet mogelijk bleek. Deze zaak leidde uiteindelijk zelfs tot een rechtszaak tegen het Hugo de Groot College en haalde de landelijke pers. Ook een flink aantal docenten is inmiddels niet meer werkzaam op de school; zij passen niet in de nieuwe koers.
Deze maatregelen roepen vragen op. In reacties op nieuwssites en op Twitter werd bijvoorbeeld al geschreven over het lot van de weggestuurde leerlingen; wie vangt hen op? Wordt hiermee niet het universele basisrecht op onderwijs geschonden? Dit zijn volgens mij terechte vragen waar de Tegenlicht-uitzending geen antwoorden op biedt, maar ik wil graag de positieve kanten belichten. Als ik naar het verhaal van Van ’t Zelfde luister hoor ik namelijk vooral een man met een uitgesproken visie op goed onderwijs. Iemand die moeilijke beslissingen durft te nemen, en iemand die buiten de gebaande paden van het huidige onderwijssysteem durft te denken.
Naast de focus op de doorlopende leerlijn van leerlingen pleit hij bijvoorbeeld ook voor het afschaffen van enkele bestuurslagen waar in het onderwijs vaak over geklaagd wordt. Hiermee krijgen docenten primair het vertrouwen van een schoolleider en worden zij centraal gesteld in de onderwijsorganisatie. Daardoor kunnen zij zich bezighouden met waar het echt om draait: de leerling. Ook kijkt hij verder dan de eigen schoolmuren om inspiratie op te doen. We zien hem bijvoorbeeld in een Schotse kostschool, waar Van ’t Zelfde vroeger zijn eigen onderwijs heeft genoten. Dit is een totaal andere benadering dan het reguliere Nederlandse onderwijs, en werkt juist daarom verfrissend.
Elke school verdient vernieuwers met visie en durf
Het concept van de superschool is wellicht niet voor iedereen geschikt, en vooral effectief voor een bepaalde doelgroep. Dat geeft niet, want veel scholen hebben hun zaken uitstekend op orde. Feit is wel dat Van ’t Zelfde zich durft uit te spreken en actie durft te ondernemen. Hij zoekt de grenzen op van het bestaande onderwijssysteem. Hiermee biedt hij een interessant alternatief voor een leerlingenpopulatie die in het reguliere onderwijssysteem wellicht buiten de boot valt. Zijn gedroomde superschool is er nog lang niet, maar dat zijn inspanningen vruchten afwerpen is te zien in de ontroerende diploma-uitreiking, waar voor het eerst alle leerlingen zijn geslaagd.
Wat mij betreft zou dit geen ‘superschool’ moeten zijn, maar verdient elke ‘normale’ school zo’n vernieuwer met visie en durf zodat docenten daadwerkelijk het verschil kunnen maken in de levens van ‘hun’ leerlingen.
Jos van Kuik