Voorzitter CNV Onderwijs: “Beroepsprofessionaliteit niet op waarde geschat”
Daniëlle Woestenberg is al twaalf jaar docent levensbeschouwing en sinds 2020 voorzitter van CNV Onderwijs.++CNV ConnectiefCNV Onderwijs valt onder CNV Connectief, de vakvereniging voor iedereen die werkt, gaat werken, werkt zoekt of heeft gewerkt in de sectoren onderwijs, overheid, publieke diensten of zorg & welzijn. In de samenleving zijn eindeloos veel opvattingen waarbij pedagogiek en didactiek door elkaar heen lopen. Maar de mening van de echte professional wordt volgens haar niet genoeg op waarde geschat.
De overvloed aan opinies helpt de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs niet, volgens Woestenberg. Andere oorzaken van de achteruitgang van de kwaliteit liggen bij de uitstroom van ervaring door verloop in het lerarenbestand en het lerarentekort met als gevolg te veel uitval, waardoor leerlingen niet op het gewenste kwaliteitsniveau komen.
“En dan denk ik, het gebeurt gewoon weer! NPO-gelden, samenwerkingsverbandgelden, meer- en volurenbonusgelden, achterstandsgelden… Allemaal tijdelijke potjes, waarbij tussentijds de looptijd nogal eens wijzigt. We kijken ernaar en we laten het gewoon weer gebeuren. De politiek maakt zich op allerlei details druk over wat er in de klas gebeurt, maar zet daarmee de continuïteit onder druk. Laat het onderwijs aan de professionals over. Als je hen daarin niet vertrouwt, dan zegt dat iets over hoe je tegen de mensen in het veld aankijkt.”
In een hoogopgeleide samenleving, waarin onderwijs sterk verweven is met context en cultuur en waar onderwijs echt als een professioneel vak wordt beschouwd, zouden we volgens haar moeten streven naar bewuste keuzes gebaseerd op professionele inzichten“Begin eens met luisteren naar de mensen die ervoor geleerd hebben en ervaring in de klas en in de school hebben.”:
“Ik zou zeggen, begin weer eens met luisteren naar de mensen die ervoor geleerd hebben en ervaring in de klas en in de school hebben. En het geluid van die mensen meer op waarde te schatten. Beroepsprofessionaliteit wordt te vaak gebagatelliseerd.”
Dit is geen louter Nederlands fenomeen volgens Woestenberg. De tekorten zijn ook internationaal aan de orde. Het heeft volgens haar eerder te maken met een bredere culturele verschuiving, ook in de media en beeldvorming:
“Vroeger, zo ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw, had een leraar nog een zekere status. Maar die status lijkt nu wereldwijd afgenomen. Dit merk je niet alleen in films en series, maar ook in gesprekken aan de keukentafel. We moeten leren van landen als Finland en Singapore waar de tekorten niet bestaan omdat daar het vakmanschap van de leraar breed maatschappelijk wordt erkend en gestimuleerd.”
Werkomgeving moet aantrekkelijker
De starre houding en inflexibele structuren in het onderwijs kunnen een demotiverende invloed hebben op docenten en leraren en uiteindelijk impact op de kwaliteit van het onderwijs zelf.
“Op de een of andere manier is het onderwijssysteem zoals we dat hebben ontwikkeld, niet een aantrekkelijke werkomgeving. Ik denk dat dit komt doordat het onderwijs te rigide is en leraren niet genoeg in staat gesteld worden om zich vakinhoudelijk verder te ontwikkelen.”
“Mensen roepen wel eens dat we niet moeten zeuren omdat we zes weken vakantie krijgen, maar zeg dat maar eens tegen de zestig procent die binnen vijf jaar het onderwijs al weer verlaat.”
Woestenberg benoemt“Mensen roepen wel eens dat we niet moeten zeuren omdat we zes weken vakantie krijgen, maar zeg dat maar eens tegen de zestig procent die binnen vijf jaar het onderwijs al weer verlaat.” daarnaast hoe de groeiende kloof tussen de verwachtingen op het werk en de eisen van het moderne leven én gebrek aan erkenning voor vakinhoudelijke ontwikkeling ook academisch geschoolde mensen ontmoedigt om voor het onderwijs te kiezen:
“Het onderwijs is natuurlijk de plaats waar je ook wetenschappelijk geschoolde mensen wilt hebben. Met oog op de potentie van de leerlingen en de interactie en dergelijke. Maar zij gaan steeds minder vaak in het onderwijs werken en kiezen in deze arbeidsmarkt voor alternatieven met een prettigere werk-privébalans.”
Behoefte aan positiviteit, flexibiliteit en erkenning
Volgens Woestenberg is er in de onderwijswereld een cruciale behoefte aan positiviteit, flexibiliteit en erkenning van het werk en ervaring in het onderwijs:
“Ik denk dat corona ons heeft laten zien dat er echt wel manieren zijn om continuïteit te waarborgen in het onderwijs. Maar dat vereist ook dat we nadenken over hoe we het onderwijs dat ontwikkeld is in de negentiende eeuw aanpassen aan een samenleving van de eenentwintigste eeuw.”
Zo kijkt ze hoopvol naar het Beroepsbeeld Leraar++Beroepsbeeld LeraarMet Beroepsbeeld Leraar bouwen leraren en docenten samen aan een beeld van hun beroep. Hoe het echt is om leraar te zijn, niet hoe het door anderen wordt gezien. Lees meer:
“Het gaat om begrijpen wat er in het veld speelt en het helpt dat dit uit de beroepsgroep zelf komt. Wij als CNV vertegenwoordigen een kleine zestigduizend mensen die werken in het onderwijs. Maar bij een overleg zitten ouders, studenten en allerlei andere partijen en dan verwatert het geluid van de professional toch weer. Als ik een hartinfarct krijg, dan wil ik een cardioloog. En dan kan ik echt met heel veel mensen praten over het hart en over gezond leven, maar als het er echt toe doet, dan wil ik een professional. Die erkenning wordt nog te weinig aan onze beroepsgroep toebedeeld.”
Haar visie op het Beroepsbeeld Leraar weerspiegelt bovendien de wens om docenten en leraren meer perspectief en erkenning te bieden, zodat er mogelijkheden ontstaan voor professionele groei“Ik hoop dat het Beroepsbeeld Leraar uiteindelijk leidt tot een beter en duidelijker carrièrepad binnen het onderwijs, in de klas.”:
“Ik hoop dat zo’n beroepsbeeld uiteindelijk leidt tot een beter en duidelijker carrièrepad binnen het onderwijs, in de klas. Het zou niet zo moeten zijn dat als je aan het einde van je salarisschaal zit, de enige oplossing is om leidinggevende te worden.”
Het beroepsbeeld als kompas
Het beroepsbeeld zou een basis moeten bieden van essentiële competenties, maar ook ruimte moeten laten voor verdere groei en specialisatie. Net zoals vroeger bij gildes, waar beginners doorgroeiden tot meesters en experts, zou het Beroepsbeeld Leraar het onderwijs een vergelijkbare vooruitgang kunnen bieden. Volgens Woestenberg is er in de onderwijswereld te weinig sprake van een cultuur om doorontwikkeling te stimuleren.Volgens Woestenberg is er in de onderwijswereld te weinig sprake van een cultuur om doorontwikkeling te stimuleren. Als het al bestaat, komt het toevallig door een enthousiaste leidinggevende die een leraar stimuleert en daar de tijd voor geeft.
“Kijk bijvoorbeeld naar de advocatuur. Iemand begint daar als stagiair, wordt vervolgens medewerker, specialiseert zich binnen zijn vakgebied en groeit door tot partner. Diegene wordt ook door de beroepsgroep zelf erkend als een autoriteit op diens vakgebied. Dat komt in het onderwijs heel weinig voor, maar zou toch mooi zijn: je begint als startbekwaam, groeit door, wordt een soort partner, gezel, meester, in voortdurende ontwikkeling. Een beroepsbeeld biedt perspectief om echt op vakinhoud door te groeien als expert. En dat ook toegankelijk te maken voor iedereen.”
Woestenberg hoopt ten slotte dat het Beroepsbeeld Leraar een richtpunt wordt voor lerarenopleidingen om naar toe te werkenWoestenberg hoopt ten slotte dat het Beroepsbeeld Leraar een richtpunt wordt voor lerarenopleidingen om naar toe te werken., zodat er meer uniformiteit ontstaat. Op dit moment varieert de focus van de verschillende opleidingen nog te sterk, volgens haar. Sommige zijn vooral theoretisch en andere sterk gericht op praktijkervaring zoals klassenmanagement.
“Ik hoop dat er met het Beroepsbeeld Leraar in ieder geval een soort kompas komt, dat we meer naar hetzelfde punt toewerken. Dat je met elkaar weet wat het betekent als iemand van een lerarenopleiding komt. Dat is heel diffuus nu. Het beroepsbeeld een heel mooi anker zijn, een basis.”