Minder met meer: de nodeloos complexe organisatie van het onderwijs
Meer met minder
Voordat ik bij Kennisland onderwijsadviseur werd, werkte ik zeven jaar als onderzoeker en docent bij de Hogeschool van Amsterdam. Daar kwam ik er al snel achter dat het voor een leraar verdomd lastig is om binnen de gegeven uren en gestelde kaders een beetje knap onderwijs te geven. Sterker nog: ik vond het onmogelijk. Sommige van de redenen waarvoor leraren nu aan het staken zijn – te weinig tijd, te veel taken – waren ook mijn redenen om vroegtijdig mijn carrière als docent te beëindigen. Die keuze maakte ik via de omweg van de medezeggenschap++MedezeggenschapIk nam daarin zitting om iets te doen tegen de hoge werkdruk op de hogeschool. Lees meer. Als raadslid mocht ik een paar jaar lang meekijken en -luisteren hoe de bestuurders van de hogeschool hun beleid maakten. Van echte medezeggenschap++MeeluisterschapDat kwam doordat bestuurders stukken vaak hopeloos laat aanleverden, raadsleden ten koste van alles conflicten met bestuurders probeerden te voorkomen en bestuurders de raad vooral als slotstuk van beleid zagen. Als bestuurlijk een besluit al was genomen, werd de raad erover geïnformeerd. Medezeggenschap in het hoger onderwijs is vooral meeluisterschap. was overigens geen sprake, maar interessant was het zeker. Vooral omdat veel beslissingen werden doorgedrukt met de Orwelliaanse zin++OrwellGeorge Orwell is bekend van de dystopische roman ‘1984’. Daarin introduceert hij de fictieve taal Newspeak. Een van de kenmerken van die taal is dat de werkelijkheid altijd mooier wordt gepresenteerd dan deze is. Lees meer: ‘We gaan meer met minder doen’.‘Meer met minder doen’ is de natte droom van vrijwel alle ministers, bestuurders, managers en schoolleiders.
‘Meer met minder doen’++OnuitstaanbaarColumnist Import Beatrijs ergerde zich in 2009 ook aan deze trend. ‘Onuitstaanbaar’, noemt ze het, de manier waarop bezuinigingen steevast worden opgedirkt als kwaliteitsverbeteringen. Ze schrijft: “De term ‘win-winsituatie’ gaat al jaren mee om een ideaal te schetsen waarbij zowel degenen die de geldkraan bedienen als de dorstige ontvangers profijt in het vooruitzicht wordt gesteld.”
is de natte droom van vrijwel alle ministers, bestuurders, managers en schoolleiders. Want als je voor hetzelfde geld meer kan onderwijzen, toetsen, begeleiden, coachen en monitoren, waarom zou je het dan niet doen!? Het probleem zit echter in dat doen. Want de beleidsmatige ‘meer met minder’-filosofie vertaalt zich vrijwel altijd naar meer werk in minder tijd op de werkvloer.
Aan ambitie is in en om het onderwijs nooit een gebrek. Ook in tijden van oplopende lerarentekorten, toenemende economische ongelijkheid en een ongekende coronacrisis, wordt van (en door) het onderwijs verwacht dat de kwaliteit omhoog gaat, de kansenongelijkheid wordt teruggedrongen en het innovatief vermogen toeneemt. Het is echter onzin om te verwachten dat deze ambities worden gerealiseerd als er niet veel meer middelen beschikbaar worden gesteld.
De vraag is: waar moet dat ‘veel meer geld’ vandaan komen?
De nodeloos complexe organisatie van het Nederlandse onderwijs
Het antwoord ligt denk ik niet in ‘meer’ overheidsgeld. Wel in het slimmer besteden van dat geld. En dat kan alleen door het onderwijs aanzienlijk anders te organiseren. Want die organisatie is nu nodeloos complex. Wie grip wil krijgen op die complexiteit, hoeft alleen maar naar onderstaand schema te kijken.
Dit spinnenweb aan geldstromen++SpinnenwebHet initiatief tot het onderzoek ‘geldstromen door de school’ is genomen door een stomverbaasde ouder (Marije van den Berg). Lees meer maakt een aantal dingen duidelijk. Ten eerste dat er een ongelooflijk complex systeem van geldstromen is opgetuigd in het onderwijs, dat – zeker bezien vanuit de microkosmos van een basisschool – totaal onoverzichtelijk is.Er is een ongelooflijk complex systeem van geldstromen opgetuigd in het onderwijs dat totaal onoverzichtelijk is. Ten tweede laat deze figuur zien dat veel van de besluitvorming in het onderwijs bovenschools wordt genomen. Het zijn dus niet de leraren en schoolleiders die besluiten waaraan hoeveel geld wordt gespendeerd, maar de bovenbazen van schoolbestuurders, gemeente-ambtenaren, vertegenwoordigers van de onderwijsraden, ministers en andere ‘verantwoordelijken’. Door de gelaagde en vertakte structuur, wordt leraren veel zeggenschap over hun eigen onderwijs ontnomen. Op www.geldstromendoordeschool.nl concludeert initiatiefnemer Marije van den Berg:
“Het [onderzoek] brengt in beeld hoe ongebalanceerd de zeggenschap in het bestaande systeem is. Op hoeveel plekken ‘boven je hoofd’ je wel niet als leerkracht of ouder moet ‘medezeggenschappen’ om een sprankje invloed te hebben. Hoe krachtig dat systeem terugduwt als je iets wilt veranderen. En hoe nodig dat is.”
Ten derde laat het onderzoek zien dat een fors deel van het beschikbare overheidsgeld al verdampt is voordat het goed en wel bij de scholen terechtkomt.Een fors deel van het beschikbare overheidsgeld is al verdampt voordat het goed en wel bij de scholen terechtkomt. Van de 6.700 euro die OCW gemiddeld per leerling beschikbaar stelt, blijft er voor de basisschool slechts 4.700 euro over.++5300 euroHet is belangrijk om te beseffen dat de overheid verschillende geldsommen hanteert voor verschillende leerlingen. Een ‘reguliere’ leerling levert 5300 euro op. Met 2.000 euro meer per leerling, kan de gemiddelde school heel wat stappen zetten als het gaat over onderwijskwaliteit en kansengelijkheid.
Ook in het voortgezet en hoger onderwijs is een dergelijke vertakte verspillingsmachine opgetuigd. Eerder schreef ik al over de doorgeschoten overhead in het hoger onderwijs. Daar werken inmiddels meer onderwijsondersteuners dan onderwijzers.++OverheadLees ook mijn artikel ‘Meer onderwijs, minder overhead’.
Ook in het hoger onderwijs stroomt de geldelijke investering door overheid en student langs allerlei lagen en kanalen, sijpelt weg in strategische agenda’s en communicatieplannen, vertakt zich in tal van bullshitbanen++BullshitbanenIn 2013 introduceerde antropoloog David Greaber de term ‘bullshit jobs’. Bullshitbanen verdienen over het algemeen goed, maar voegen weinig (maatschappelijke) waarde toe. Tegenlicht maakte er deze aflevering over.
, om als krachteloos beekje bij de docententeams binnen te druppelen, waar tijdgebrek en werkdruk het dagelijkse ritme bepalen. De Tilburgse hoogleraar accounting Jan Bouwens berekende dat daardoor slechts 21% van het beschikbare budget ‘daadwerkelijk wordt besteed aan onderwijsSlechts 21% van het beschikbare budget wordt ‘daadwerkelijk besteed aan onderwijs., inclusief het voorbereiden van lessen en nakijken van werkstukken en tentamens’.
Ockhams onderwijs
Om de grote vraagstukken in het onderwijs aan te pakken, klinkt vaak een roep om (radicale) vernieuwing. Met die vernieuwingsdrang an sich is niets mis, maar het gevaar is dat die vernieuwing zich vooral manifesteert in toevoegingen aan het bestaande. Daardoor neemt de complexiteit toeHet gevaar is dat vernieuwing zich vooral manifesteert in toevoegingen aan het bestaande. Daardoor neemt de complexiteit toe. en wordt veel werk, te veel werk. De vernieuwing die nu nodig is, is bovenal een radicale vereenvoudiging. Zo’n nieuw, radicaal vereenvoudigd onderwijssysteem roept vele vragen op. Hoe zou het eruit kunnen zien, wat is er voor nodig, hoe zorgen we ervoor dat het geheel niet verbrokkelt, hoe borgen we de kwaliteit, wat doen we met de accreditatie en hoe zorgen we ervoor dat het onderwijs open, inclusief en emancipatoir blijft?
Een gedachte-experiment kan helpen bij deze vragen. In dat gedachte-experiment bedienen we ons van een specifieke vorm van simplistisch denken: eenvoud voor gevorderden. Deze manier van denken geldt als een krachtig principe in de wetenschapsfilosofie en staat ook wel bekend als ‘Ockhams Scheermes’. William of Ockham (c. 1287–1347) was een Engelse monnik en theoloog die stelde dat “de simpelste verklaring meestal de juiste is”.++Ockhams scheermesGoede wetenschap, zo formuleerde hij in zijn lex parsimoniae, is spaarzaam. Volgens dit principe geldt dat als twee verklaringen plausibel zijn, de eenvoudigste (de verklaring waarvoor de minste aannames nodig zijn) de voorkeur heeft. Het ‘scheermes’ – een term die Ockham zelf niet gebruikte – symboliseert het wegscheren van alle onnodige ingewikkeldheden om bij de eenvoudigste verklaring uit te komen. Naar het schijnt heeft Albert Einstein dit principe van de parcimonie vertaald in de zin dat ‘everything should be made as simple as possible, but not simpler’. In dit gedachtegoed, dat ook al terug te vinden is in het werk van de Griekse filosoof Ptolemeus, wordt bij vergelijkbare verklaringenDe simpelste organisatievorm is meestal de juiste. de voorkeur gegeven aan de meest simpele, de meest elegante. Ockhams scheermes – al zou hij het zelf nooit zo noemen – vormt bijvoorbeeld de kern van de filosofie van Buurtzorg-oprichter Jos de Blok. Hij stelt dat bestuurders houden van complexiteit.
“Want dat maakt je baan interessanter, en dan kun je zeggen: zie je wel, ik ben nodig om die complexiteit te regelen. Maar in werkelijkheid is het moeilijker om dingen eenvoudiger te maken dan om ze ingewikkelder te maken.”
Ockhams scheermes helpt precies daarbij en kan ook buitengewoon goed toegepast worden in andere sectoren dan de zorg++Warren Buffett en Johan CruijffZo hanteert superbelegger Warren Buffett het mes in de financiële keuzes die hij maakt: “The business schools reward difficult complex behavior more than simple behavior, but simple behavior is more effective.” Tevens vormt Ockhams scheermes de kern van de voetbalfilosofie van Johan Cruijff: “Voetbal is heel simpel, maar het moeilijkste wat er is, is simpel voetballen”.. Voor organisatievraagstukken geldt: “De simpelste organisatievorm is meestal de juiste.”
In Ockhams onderwijs verloopt de financiering van het onderwijs dan ook veel directer. Als we willen dat leerlingen zich zo goed mogelijk ontwikkelen, moeten de beschikbare middelen zo direct mogelijk bij de leraar terechtkomen.
Politiek aan zet
Met Ockhams scheermes in de hand is het goed snijden in de overhead van het onderwijs. De tijd van de almaar groeiende macht van schoolbestuurders en onderwijsmanagers is hopelijk snel voorbij.De tijd van de almaar groeiende macht van schoolbestuurders en onderwijsmanagers is hopelijk snel voorbij. Een eerste goede stap in die richting is gezet door D66. In een recent verschenen onderwijsvisie heeft een van de hoofdstukken de hoopvolle titel ‘geld naar de school’ gekregen. De partij wil een eind maken aan de top-down financiering van het onderwijs, omdat het onderwijsgeld nu “blijft hangen in bestuurlijke lagen, in onnodig hoge reserves en in bureaucratie die het onderwijs niet beter maken”. Volgens D66 is er een dikke, non-functionele laag ontstaan tussen de overheid en de scholen:
“Een onbekend managementniveau met afstand tot de klas stuurt veel en regelt het verkeerde. Er ontstaat overregulering, bureaucratie, starheid en te veel overhead. Het beperkt de professionele ruimte van de leerkracht en de schoolleider om eigen keuzes te maken, verhoogt de werkdruk, en vermindert de zeggenschap. […] Hoe ingewikkelder het systeem, des te meer publiek geld er wegvloeit naar managers, overleggen, procedures, marktpartijen, reserves, controles en toezicht, en hoe minder geld er echt in de klas terechtkomt.”
Klare taal met een simpele oplossing: de lumpsumfinanciering++LumpsumOnderwijsinstellingen krijgen van de Rijksoverheid elk jaar een budget voor de kosten van materiaal en personeel. Dit budget heet de lumpsum. Instellingen bepalen zelf hoe ze de lumpsum besteden. Lees meer van het onderwijs verloopt niet meer via de schoolbesturen (die het vervolgens, na de nodige afroming en hobbyprojecten, herverdelen aan de scholen), maar gaat direct naar de school. Deze geven het uit waar het geld het hardste nodig is: in de school.
Ook voor het voortgezet en hoger onderwijsHet geld vanuit OCW moet direct naar de scholen en de opleidingen. Die investeren het in de school zelf, in de professionalisering van leraren en laten het ten goede komen aan de ontwikkeling van de leerlingen. kan Ockhams scheermes op deze manier worden ingezet. Daar is ook steeds meer macht komen te liggen bij de schoolbestuurders en onderwijsondersteuners, en de meeste hogescholen en universiteiten zijn uitgegroeid tot bureaucratische diplomafabrieken waar inmiddels (meer dan) de helft van het personeel bestaat uit bestuurders, managers of andere onderwijsondersteuners.
Zo geeft het adagium ‘meer met minder’ toch nog soelaas. In het onderwijs kan er inderdaad meer met minder. Minder bestuurders, minder managers, minder tussenlagen. De onderwijsfinanciering moet dus op de schop. Het geld vanuit OCW moet direct naar de scholen en de opleidingen. Die investeren het in de school zelf, in de professionalisering van leraren en laten het ten goede komen aan de ontwikkeling van de leerlingen. Voor het overschot aan hoogopgeleide, capabele en bij het onderwijs betrokken bestuurders, managers en onderwijsondersteuners zie ik ook nog een belangrijke rol weggelegd. School je om en ga aan de slag waar je echt nodig bent: in de klas. Zo pakken we gelijk het lerarentekort en de werkdruk aan. Voor het onderwijs breekt dan een nieuwe gouden tijd aan: met meer mensen minder doen.
Dennis van den Berg